VUB-professoren schrijven over campusliteratuur
Campusromans geven veranderingen in academische wereld weer
De universitaire wereld spreekt tot de verbeelding, ook tot die van auteurs. Vooral in de Anglo-Amerikaanse literatuur van de 20ste eeuw viert de zogenaamde campus novel hoogtij als een satirische ontleding van het leven op de campus. Maar ook in de Nederlandstalige literatuur is dit het geval, denk maar aan Onder professoren van W.F. Hermans of Veel geluk, professor van Aster Berkhof.
Inge Arteel, prof. Duitstalige letterkunde, Janine Hauthal, prof. intermediale studies en Janna Aerts, gastdocent Engelse letterkunde, plaatsen het genre in hun drietalige boek Campus Fictions. Literary and Intermedial Constructions of the University World in een internationaal perspectief. De bijdragen aan dit boek – in het Engels, Nederlands en Frans – tonen aan dat campusliteratuur eigenlijk ook steeds een weerspiegeling is van ontwikkelingen in de academische wereld zelf. Of zoals de redacteurs schrijven: "De vele vernieuwingen van het genre maken dat de campusroman de jongste jaren vrijer is van clichés. Dit boek kan daarom een belangrijke bijdrage leveren tot het debat over waar het met de universiteit naartoe gaat en kan gaan.”
Het boek vloeit voort uit een studiedag van de onderzoeksgroep CLIC, Centre for Literary and Intermedial Crossings, en gaat na hoe campus novels de microkosmos van de academische wereld en het wetenschapsbedrijf representeren. Er komen zowel populaire Engelstalige voorbeelden ter sprake (van o.a. Malcolm Bradbury, Tim Parks, James Hynes en Ian McGuire) als minder bekende romans uit de Amerikaanse, Britse, Nederlandstalige, Duitstalige en Roemeense literatuur van de 20ste en 21ste eeuw, gaande van Rebecca Goldstein en Christine Brooke-Rose tot Wouter Oudemans, Thea Dorn en Alexandru Muşina. Ook hybride en intermediale genres zoals filosofische memoires (van bijvoorbeeld Louis Althusser), detectives, internetliteratuur en blogs (van o.a. Eelco Runia) die de grenzen tussen feit en fictie aftasten komen aan bod, en een literairhistorische bijdrage traceert de voorgeschiedenis van de campusfictie in de Duitse ‘Gelehrtensatire’ van de 18de en 19de eeuw.
Uit het boek blijkt hoe auteurs van campusfictie vaak voor satire kiezen en met een kritische pen schrijven. Machtsverhoudingen tussen docenten en studenten zijn voer voor scherpe portretten. Sommige auteurs richten dan weer hun satirische pijlen op de clichés van de traditionele campus novel waarin vrouwen nauwelijks een rol spelen. Andere auteurs gieten het universitaire milieu in de vorm van een misdaad- of detectiveroman. De jongste decennia springen ook de economische situatie van de universiteit, de universiteit als biotoop van intellectueel debat en de groeiende internationalisering van de docenten- en studentenpopulatie in het oog van de auteurs. Ook digitale vormen van campusfictie op het internet duiken steeds vaker op. Op een speelse manier nodigen deze ‘weblogromans’ en digitale ‘managersfeuilletons’ uit tot (zelf)reflectie over de verwachting dat je wetenschap als in “een peepshow” (Eelco Runia) op een aantrekkelijke manier aan een breed publiek moet communiceren.
In de inleiding schetsen de redacteurs de geschiedenis van de VUB en VUB-rector Caroline Pauwels schreef het voorwoord. Pauwels leert “uit dit boek dat het format van de campus novel in volle verandering is. Het is interessant te lezen hoe het genre zich ontwikkelde en uit de klassieke voegen barstte. Je hoort nieuwe stemmen, leest over nieuwe ervaringen, in nieuwe locaties.”
Contact:
Inge Arteel, inge.arteel@vub.be
Janine Hauthal, janine.hauthal@vub.be