VUB-onderzoek naar koninklijke overlijdens en begrafenissen
L’union fait la force? De uitvaartplechtigheden van het eerste Belgische koningspaar zorgden voor groot samenhorigheidsgevoel– De begrafenissen van het tweede koningspaar slaagden daar niet in
Voor zijn doctoraat onder leiding van professor Jeffrey Tyssens onderzocht De Spiegeleer de omgang met het sterven, begraven en herdenken van een afgebakende groep elitefiguren tussen 1830 en 1940, in totaal 170 personen, waaronder ook 11 leden van het koningshuis. Hij bestudeerde bij de koninklijke overlijdens en begrafenissen vooral ook de verhouding tussen de monarchie en de Belgische samenleving. De Spiegeleer: “De dynamiek tussen politiek, kerk, media en koningshuis komt bijzonder sterk naar voor bij een overlijden van een koning(in). Denk maar aan de iconische televisiebeelden van de mensenzee die aanschoof voor een laatste groet aan koning Boudewijn in 1993. De publieke opbaring van ‘koning-soldaat’ Albert in 1934 duurde reeds tot 3 uur ’s nachts. De dagbladen scheven over een eerbetoon dat alle klassen en groepen in de samenleving oversteeg. De regering hechtte voor de uitvaart van Albert ook veel belang aan de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog,”
Belang van laatste rustplaats en rol van de Kerk
De laatste rustplaats van de Belgische koninklijke familie is de crypte van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Laken. De neogotische kerk werd vanaf halverwege de 19de eeuw opgetrokken ter herinnering van de overleden koningin Louise-Marie. Minder bekend is dat zowel de Franse Louise-Marie als Leopold I, wiens eerste echtgenote lag begraven in Windsor, eigenlijk liever in het buitenland wilden worden begraven. De Spiegeleer: “Deze wensen werden door de koninklijke familie en regeringskringen stilgehouden om het beeld van het koningspaar dat hun nieuwe thuisland liefhad, niet te ondermijnen. Het was vanuit politiek en symbolisch oogpunt natuurlijk van essentieel belang dat de stichters van de dynastie in Laken werden begraven.”
In 1876 werden de stoffelijke resten van het koningspaar overgebracht naar de crypte van de nieuwe kerk van Laken. Een deel van de crypte bleef ongewijd voor de bijzetting van de protestantse Leopold I. De Spiegeleer : ”De Belgische bisschoppen hechtten veel belang aan een kerkelijke, katholieke, omkadering van de laatste levensuren van de koning(in)nen en hun begrafenisplechtigheden. Zij deden dit om de positie van de Katholieke Kerk in het land te verstevigen.” Aartsbisschop Sterckx hoopte de Lutheraanse Leopold in 1865 op zijn sterfbed nog (tevergeefs) te bekeren. Toen in 1909 koning Leopold II het leven liet, eerde aartsbisschop Mercier publiekelijk de controversiële vorst omwille van diens katholieke leven(seinde) en zijn koloniale onderneming die de “christelijke beschaving” versterkte.
De omgang met het overlijden van en de herinnering aan Leopold II doorheen de tijd
Het onderzoek besteedt speciale aandacht aan de moeilijkheid om rond herinnering aan de figuur van Leopold II een Belgisch samenhorigheidsgevoel te creëren en de rol van opkomende massamedia daarin. De Spiegeleer: “Koning Leopold II was al tijdens zijn leven een controversiële figuur, niet in het minst door de schandalen rond zijn privéleven. Dat veranderde ook niet bij zijn dood en zijn begrafenis, met een geruchtenmolen in de pers over een huwelijk met zijn jonge levensgezellin. Necrologische artikels in liberale, katholieke en neutrale kranten plaatsten de privéschandalen weliswaar in de schaduw van een royalistisch eerbetoon aan de koloniale, economische en architecturale erfenis die hij achterliet. De socialistische persbladen schrokken er bij zijn overlijden daarentegen niet voor terug om Leopold II af te schilderen als een gehaaide kapitalist die verantwoordelijk was voor de misbruiken in de kolonie.”
Toen in 1926 op Koningsdag een monumentaal ruiterstandbeeld van de vorst werd onthuld op het Troonplein, zagen koningsgezinde kringen dit als een eerherstel voor de kritiek die Leopold II te beurt viel op het einde van zijn leven. De plechtige onthulling van het standbeeld in aanwezigheid van de regering, koning Albert en meer dan tweeduizend Brusselse schoolkinderen geeft vooral aan hoe een positieve beeldvorming rond de Congo-Vrijstaat de officiële kijk op het nationale verleden kleurde tijdens het interbellum. Vandaag vindt een publiek debat plaats of het standbeeld uit het straatbeeld moet verwijderd worden. De Spiegeleer: “De herinneringen aan publieke figuren zijn in de eerste plaats culturele en politieke constructies die worden gebruikt voor en door de levenden en zijn aan verandering onderhevig. De actuele discussies rond de dekolonisering van de openbare ruimte zijn daar een voorbeeld van. ”
De doctoraatsstudie van De Spiegeleer verscheen nu ook bij VUBPress in boekvorm: Le Suprême Hommage. De omgang met de dood van koninklijke en politieke elites in België tussen 1830 en 1940
Voor de uitgave van het werk werden 100 illustraties bij elkaar gezocht. https://www.aspeditions.be/nl-be/book/le-supreme-hommage/17585.htm
Rond de interactie tussen dood en samenleving, wordt aan de VUB vanuit verschillende disciplines onderzoek gevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.vub.be/dood-en-samenleving
contact:
Christoph De Spiegeleer,