Synchronisatieonderzoek bij dieren
VUB-onderzoeker pleit voor diergerichte aanpak en niet MENS als norm te gebruiken
de Reus: “Als een niet-menselijk dier niet synchroniseert in een experiment dat is ontworpen om mensen te testen, betekent dit niet dat ze niet kunnen synchroniseren. Het kan ook betekenen dat het experiment niet op de juiste manier is ontworpen om een bepaalde soort te testen."
Om het synchronisatievermogen bij dieren effectiever te bestuderen, houden onderzoekers dus beter rekening met de tijdelijke, fysieke, perceptuele en motiverende beperkingen van een soort, die anders kunnen zijn dan die van mensen.
Het onderzoeksteam stelt nu voor dat een set 'ecologisch eerlijke' ontwerpprincipes, die specifiek is voor het dier en de situatie, een beter beeld zou geven van zijn synchronisatiemogelijkheden. Hun opiniestuk gepubliceerd in de Philosophical Transactions of the Royal Society B is de eerste om te erkennen dat de tempoflexibiliteit van een dier beperkt is tot een bepaald venster. Dit betekent dat wetenschappers eerst moeten vaststellen binnen welk tempo-venster dieren natuurlijk ritmisch gedrag vertonen, om te onderzoeken of ze kunnen synchroniseren.
de Reus: “Alle dieren worden beperkt in tijd door de fysieke grenzen van hun lichaam, hun waarnemingssystemen en hun gedragsecologie. De interactie van deze drie componenten bepaalt de mate van tempoflexibiliteit van een soort. Hoewel alle dieren die synchroniseren, tempoflexibiliteit vertonen, varieert de mate van flexibiliteit per soort. Een reeks tempoverschillen is waargenomen in het gedrag van verschillende dieren. Sommigen hebben een zeer flexibel tempo-venster, zoals mensen en gelada's, terwijl die van anderen beperkter zijn, zoals bonobo's en vioolkrabben."
Motivatie is de sleutel
Het team ontdekte ook dat het cruciaal is om te overwegen welk gedrag met een synchronisatietaak wordt getest. Sommig gedrag is namelijk makkelijker synchroniseerbaar met een stimulus dan ander.
de Reus: “Onderzoekers moeten daarom nadenken over het type stimulus waar een dier het beste mee synchroniseert. Dit kan bijvoorbeeld een geluid, een beweging of een aanraking zijn. Mensen synchroniseren bijvoorbeeld het beste met geluiden, maar dit is mogelijk niet het geval voor andere dieren.”
Tot slot is de motivatie van een dier om een bepaald gedrag te vertonen sterk afhankelijk van de situatie. Een individueel gedrag kan pas duidelijk worden wanneer individuen groepen vormen en het bestuderen van dit gedrag onder gecontroleerde omstandigheden in een laboratorium zou daarom meerdere individuen vereisen.
de Reus: “Een dier kan een stimulus alleen waarnemen en ermee synchroniseren binnen een soortspecifiek tempo-venster. Dit betekent echter niet dat als een stimulus binnen dit venster valt, dat een dier ermee zal synchroniseren. Het moet gemotiveerd zijn om dat te doen, en dit is sterk afhankelijk van de situatie.”
Laboratoriumexperimenten en veldstudies
Om kennis over synchronisatievaardigheden van dieren te verbeteren, moet kennis uit zowel laboratoriumexperimenten als veldstudies worden samengevoegd. De omgeving in een laboratorium maakt het mogelijk voor onderzoekers om een reeks variabelen te controleren die de volledige omvang van het synchronisatievermogen van een dier kunnen testen. Ondertussen kunnen veldstudies het begrip vergroten van waarom, wanneer en hoe dieren synchroniseren in hun natuurlijke omgeving.
de Reus: “Zulke observaties stellen wetenschappers in staat om het gedrag te identificeren dat een soort van nature kan produceren, wat vervolgens gecontroleerde laboratoriumexperimenten kan informeren.”
Henry Molly J., Cook Peter F., de Reus Koen, Nityananda Vivek, Rouse Andrew A. and Kotz Sonja A. 2021 An ecological approach to measuring synchronization abilities across the animal kingdom. Phil. Trans. R. Soc. B 376:20200336. http://doi.org/10.1098/rstb.2020.0336
Contact
Koen de Reus
Artificial Intelligence Lab van de VUB en de Comparative Bioacoustics Group van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek
+31 630012668