Nieuwe VUB-artsen zweren niet langer de Eed van Hippocrates
Als de nieuw afgestudeerde artsen van de VUB maandag tijdens een grote ceremonie hun eed zullen afleggen als arts, is dat niet langer met de Eed van Hippocrates. Hippocrates is de voorbije jaren met de stille trom afgevoerd. De eed heet voortaan simpelweg de Artseneed. De eed werd eerst in 2011 en recenter, in 2021, twee keer officieel geactualiseerd.
Een van de drijvende krachten achter die actualisering is VUB-professor, arts en ondervoorzitter van de nationale raad van de Orde der Artsen (beter bekend bij het grote publiek als van de Orde van Geneesheren) Michel Deneyer. “De originele eed was aan een modernere versie toe, zeker in het licht van de wijzigende wetgeving, onder andere in ons land”, zegt Deneyer. “In de originele tekst van de eed stond ondermeer: Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mij vraagt. Zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken. Verder stond te lezen: Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven.“
Na het goedkeuren van de euthanasiewet in 2002 en de abortuswet (1990) moest de eed dus aangepast worden omdat hij niet meer spoorde met het wettelijke kader. Dat gebeurde een eerste keer in 2011, waarbij beide voornoemde passages op de schop gingen en er onder andere elementen aan werden toegevoegd die te maken hadden met de rechten van de patiënt, zoals: Ik zal de gezondheid en het welzijn van mijn patiënt als prioriteit beschouwen, Ik zal de personen die mijn zorg vragen correct informeren en Ik zal de autonomie en de waardigheid van mijn patiënt eerbiedigen. “Verder waren er aanpassingen in verband met gendergelijkheid. Uit de oude eed bleven zaken als het respecteren van het beroepsgeheim en passages die verwijzen naar grensoverschrijdend gedrag wel overeind. En dat zal vanzelfsprekend ook zo blijven.”
Ook verwijzingen naar religie zijn weggeknipt. In de originele tekst stond: Ik zweer bij Apollo, de Genezer, bij Asclepius, Hygieia et Panaceia, en bij alle goden en godinnen, die ik tot getuigen roep, dat ik deze eed en deze verklaring, naar beste weten en vermogen, zal nakomen. Die passage was al tijdens de middeleeuwen niet meer verteerbaar voor het toen oerkatholieke Europa.
De Eed van Hipocrates heeft heel lang in zijn oudere versies dienst gedaan. Hij ontstond in een heel ander tijdsgewricht. Hippocrates werd geboren op Kos in 460 voor Chr. Hij behoorde tot de aristocratische familie van de Asclepiaden die al in die tijd, de 5de eeuw voor onze het begin van onze jaarrekening, berucht was omwille van haar medische kennis. Zelfs Plato vermeldt Hippocrates een paar keer, wat hem voor zijn tijd al een ‘bekende Griek’ maakte. “De vermelding door Plato geeft het belang aan van het Hippocratisch denken en van de invloed van zijn medische reflectie op de intellectuele geschiedenis van het klassieke Griekenland”, klinkt het op de website van Orde. “De opleiding van een goed arts bestond in de oudheid wellicht ook uit de studie van de retorica en de filosofie. De geneeskunde werd vooral mondeling en praktisch onderwezen. Hippocrates zou bovendien zijn voordeel hebben kunnen doen met door zijn grootvader geschreven medische tractaten. Onder meer op basis van individuele patiëntenfiches in het Corpus Hippocraticum, waarin de herkomst van zijn patiënten vermeld staat krijgen wij een idee van de steden in Thessalië, waar Hippocrates naderhand heentrok, waar hij de geneeskunde zou hebben uitgeoefend. Ook buiten Thessalië zou Hippocrates actief zijn geweest, met als verste uitlopers de steden Athene, Delphi, Korinthe en de eilanden Syros en Delos in het zuiden en de stad Odessa op de oostkust van de Zwarte Zee.”
De actualisering van de oorspronkelijke Eed van Hippocrates was een initiatief van de nationale raad van de Orde der artsen. In eerste instantie gebeurde dat op basis van de Verklaring van Genève. De herziening werd goedgekeurd en aangenomen door de World Medical Association (WMA). Het afleggen van die Artseneed is niet verplicht, maar volgens Deneyer – zeker in het geval van de nieuw-afgestudeerde VUB-artsen die hun eed op de Grote Markt van Brussel afleggen - een interessante plechtigheid. “Ze spreken hun engagement uit op een symbolische plek en voor de ganse gemeenschap waarvoor ze zich zullen inzetten. De aanpassing van de eed is overigens een belangrijk gegeven, zeker in het licht van de recente discussie rond euthanasie en abortus en de uitspraken naar aanleiding van het pausbezoek”, besluit Deneyer.
Wie de pas afgestudeerde artsen van de VUB hun nieuwe Artseneed wil zien afleggen, moet zich op maandag 7 oktober vanaf 14 uur naar de Brusselse Grote Markt spoeden, waar de plechtigheid zal plaatsvinden.
Artseneed - Orde der artsen (België)
(versie november 2021)
Nu ik toetreed tot het medisch beroep,
beloof ik dat ik mij naar mijn beste vermogen zal inzetten voor een kwaliteitsvolle geneeskunde ten dienste van de medemens en de samenleving.
Ik zal de gezondheid en het welzijn van mijn patiënt als prioriteit beschouwen.
Ik zal de personen die mijn zorg vragen correct informeren.
Ik zal de autonomie en de waardigheid van mijn patiënt eerbiedigen.
Ik zal erop toezien dat het menselijk leven optimaal geëerbiedigd wordt.
Ik zal mijn plicht ten aanzien van mijn patiënt vervullen zonder onderscheid van leeftijd, ziekte of handicap, levensbeschouwing, etnische afstamming, gender, nationaliteit, politieke overtuiging, ras, seksuele geaardheid, sociale stand of enige andere factor.
Ik zal de geheimen die mij worden toevertrouwd bewaren, ook na de dood van mijn patiënt.
Ik zal het beroep van arts plichtsbewust en waardig uitoefenen, met inachtneming van de goede medische praktijkvoering.
Ik zal mijn professoren, mijn collega’s en mijn studenten het respect en de erkenning tonen die hen toekomen.
Ik zal mij blijven bijscholen en mijn medische kennis delen in het belang van de patiënt, de grenzen van mijn mogelijkheden niet overschrijden en waar mogelijk bijdragen tot de vooruitgang van de geneeskundige kennis.
Ik zal verantwoordelijk omgaan met de middelen die de maatschappij ter beschikking stelt en ijveren voor een gezondheidszorg die toegankelijk is voor iedereen.
Ik zal toezien op mijn eigen gezondheid, mijn welzijn en de instandhouding van mijn opleiding om onberispelijke zorg te verlenen.
Ik zal mijn medische kennis niet gebruiken om de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden te schenden, zelfs onder dwang.
Dit verklaar ik plechtig, uit vrije wil en op mijn woord van eer.
De originele Eed van Hippocrates
Ik zweer bij Apollo, de Genezer, bij Asclepius, Hygieia et Panaceia, en bij alle goden en godinnen, die ik tot getuigen roep, dat ik deze eed en deze verklaring, naar beste weten en vermogen, zal nakomen.
Ik zal hem, die deze kunst aan mij heeft onderwezen, beschouwen als een vader, hem laten delen in mijn levensonderhoud, en, als hij in schulden of nood zou geraken, hem op zijn verzoek steun verlenen. Zijn zonen zal ik gelijk stellen met mijn eigen broers; ik zal hun, als zij de wens daartoe te kennen geven, deze kunst leren zonder vergoeding en zonder schuldbewijs; tot mijn voorschriften, voordrachten en heel mijn verdere onderricht zal ik toegang geven aan mijn zonen, aan die van mijn leermeester en aan die leerlingen die zich bij mij hebben ingeschreven en gehouden zijn aan de medische wet; maar aan niemand anders.
Ik zal diëetregels naar beste weten en vermogen aanwenden tot heil der zieken, nooit tot hun verderf of schade.
Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mij vraagt; zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken.
Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemend leven.
Ik zal mijn leven en mijn kunst steeds zuiver en rein bewaren.
Ik zal geen operaties uitvoeren, zelfs niet bij lijders aan blaasstenen, maar ik zal dat werk aan deskundigen overlaten.
In welk huis ik ook binnentreed, ik zal er alleen binnengaan om de zieken te helpen; nooit zal ik er willens en wetens enig onrecht doen, in het bijzonder mij nooit schuldig maken aan sexuele omgang met man of vrouw, vrije of slaaf.
Ik zal, wat ik bij de uitoefening van mijn beroep ook zal horen of zien, of ook daarbuiten over het leven van mensen te weten kom aan dingen, die nooit bekend mogen worden, in stilzwijgen bewaren, en het beginsel hooghouden, dat dingen die mij zó bekend worden vallen onder de plicht van geheimhouding.
Als ik deze eed trouw in acht neem en niet ontwijd, moge ik dan in mijn leven en in mijn kunst gezegend worden, en aanzien genieten bij alle mensen, te allen tijde, - maar als ik hem schend en meinedig word, dan wil ik het tegendeel ondergaan. (Vertaling uit Hermeneus 53 (1981) in enigszins gewijzigde vorm overgenomen uit : Drs. A.B. van Gool, Hellas en Rome met hun voorgeschiedenis, 1976, Dekker & van de Vegt, Nijmegen, p. 158) Bron: Orde der Artsen.