Negatieve omgevingspercepties vergroten risico op ongezond gedrag in sociaaleconomisch kwetsbare context
Hoe beïnvloedt de subjectieve waarneming van de omgeving de gezondheid van mensen in een sociaaleconomisch kwetsbare positie? Dat was de kernvraag van het doctoraatsonderzoek van Suzannah D’Hooghe van Society and Ageing Research Lab (SARLab) van de VUB, het departement Public Health and Primary Care van de Universiteit Gent en het departement Epidemiology and Public Health van Sciensano. Het onderzoek legt bloot hoe percepties bijdragen aan fysieke activiteit en eetgedrag in zogenaamde "peri-urbane" gebieden – de gemeentes met zowel stedelijke als landelijke kenmerken waar veel Vlaamse gezinnen wonen.
D’Hooghe’s studie belicht dat een ongezonde omgeving bijdraagt aan een verhoogd risico op overgewicht en obesitas, en dat mensen in kwetsbare situaties vaker blootgesteld zijn aan een ‘ongezonde’ omgeving.. Bijkomend verhogen overgewicht en obesitas ook de kans op andere chronische ziekten, zoals diabetes, verschillende vormen van kanker, hartziekten en depressie. De omgevingsfactoren die hiertoe kunnen bijdragen zijn amper onderzocht in peri-urbane gebieden. Veel onderzoek gebeurt in stedelijke context, en deze context (en dus ook de mogelijke oplossingen) zijn niet zomaar vertaalbaar naar peri-urban of landelijke gebieden..
Dr. D’Hooghe legt uit: “We spreken van een "obesogene omgeving" – een setting die ongezond eetgedrag bevordert en fysieke activiteit ontmoedigt. Hierbij blijkt dat de subjectieve waarneming van de omgeving, zoals persoonlijke ervaringen met buurtvoorzieningen en veiligheid, vaak doorslaggevender is voor het gedrag dan objectieve omgevingskenmerken, zoals de fysieke nabijheid van supermarkten of parken. Het is niet omdat er een groenten- en fruitwinkel of publiek park in de buurt is, dat mensen in kwetsbare posities daar gebruik van maken. Kosten, zoals transport en de prijs van gezonde voeding, spelen een grote rol, net als ervaringen met de toegankelijkheid en veiligheid van de omgeving.”
Het onderzoek, uitgevoerd in de Vlaamse gemeentes Duffel en Herselt, omvatte wandelinterviews, fotovoice-projecten waarbij deelnemers foto’s namen van relevante plekken in hun omgeving, en participatieve workshops met bewoners én beleidsmakers. De bevindingen tonen aan dat sociaaleconomische kwetsbaarheid vaak leidt tot negatievere omgevingspercepties die ongezond gedrag in de hand werken en dat alle omgevingsfactoren in verband staan met elkaar.
Een opmerkelijk inzicht uit het onderzoek is dat sociaaleconomische factoren verder reiken dan financiële beperkingen alleen. Voor veel deelnemers betekende bijvoorbeeld recreatief wandelen niet alleen het vinden van een veilige route, maar ook toegang hebben tot comfortabele wandelschoenen, publieke sanitaire voorzieningen en voldoende sociale steun.
“De subjectieve ‘kost’ van gezond leven verder gaat dan de prijs van groenten of fruit. Het gaat ook om zaken zoals het kunnen aanschaffen van een regenjas of wandelschoenen, het kunnen herstellen van een fiets, of de mogelijkheid om na een wandeling met vrienden iets te drinken in een café. Sociale factoren, zoals het gevoel erbij te horen of het hebben van steun van familie en vrienden, zijn eveneens cruciaal. Wonen in een uithoek van een gemeente met beperkte bereikbaarheid via openbaar vervoer maakt het moeilijk om sociale netwerken te verbreden. Bij het doen van boodschappen spelen kosten zoals die van transport en energieverbruik in de keuken een rol die vaak onzichtbaar blijft voor beleidsmakers. Daarnaast blijkt de informatie-omgeving een obstakel: hoewel er faciliteiten beschikbaar kunnen zijn, wordt de brug naar kwetsbare burgers vaak niet gemaakt, waardoor deze voorzieningen onbenut blijven.” zegt D'Hooghe.
D’Hooghe’s onderzoek wijst op het belang van structurele aanpassingen, zoals het creëren van sociale voorzieningen en duurzame mobiliteitsopties die aansluiten bij de behoeften van kwetsbare groepen. In de peri-urbane context zijn er specifieke uitdagingen. Enerzijds zijn er voordelen, zoals de aanwezigheid van veel groen, maar anderzijds ontbreekt vaak de infrastructuur om deze toegankelijk te maken voor iedereen, zeker voor mensen met gezondheidsproblemen. De transportarmoede is hier een groot knelpunt: beperkte vervoersmogelijkheden, weinig aansluitende uren en slecht aangelegde routes bemoeilijken de toegang tot voorzieningen. Bovendien is er een gebrek aan sociale voorzieningen die niet alleen de informatie-overdracht naar burgers zouden kunnen verbeteren, maar ook sociale netwerken zouden kunnen ondersteunen. Dit alles wordt versterkt door beperkte middelen en een gebrek aan politieke wil, omdat kwetsbare groepen in peri-urbane gebieden vaak als minderheid worden gezien en daardoor minder prioriteit krijgen in beleid.
Tijdens participatieve workshops werden concrete ideeën voorgesteld, waaronder buurtgerichte wandelprogramma’s, sociale restauranten en kruideniers waar gezonde voeding toegankelijk is voor lage inkomens, en verbeterde toegankelijke informatievoorziening over lokale voorzieningen. Dergelijke initiatieven zouden de brug kunnen slaan tussen de unieke noden van deze kwetsbare groepen en het bestaande aanbod, maar vereisen een aanpak die zowel de omgeving als de contextuele uitdagingen erkent en integreert.
“Toch blijkt het moeilijk om acties te ontwikkelen die zonder actieve inzet van bewoners tot gedragsverandering leiden,” aldus D’Hooghe. “Veel van de voorgestelde oplossingen blijven gericht op individueel gedrag, terwijl aanpassingen in de omgeving vaak duurzamer en effectiever zijn.”
De studie benadrukt de noodzaak om gezondheid integraal onderdeel te maken van alle beleidsdomeinen – een visie die aansluit bij het "Health in All Policies"-principe van de Europese Unie.
Contact:
suzannah.dhooghe@vub.be
telnr. beschikbaar bij de redactie